Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek voor niet-zelfstandige kamers in B&B
25 oktober 2022Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft beslist dat een echtpaar recht had op kleinschaligheidsinvesteringsaftrek voor de kamers in het B&B-deel van hun woning omdat de gastenkamers naar aard en inrichting geen woningen waren en ook niet waren bestemd om als woning te worden gebruikt.
Een echtpaar dreef in firmaverband een B&B in een pand waarin zij ook hun woning hadden. Zij hadden het pand gekocht in november 2016 en in april 2017 was het pand aan hen geleverd. Na diverse verbouwingen stond een gedeelte van het pand ter beschikking aan het echtpaar en het gezin als eigen woning. In het andere gedeelte van het pand exploiteerde het echtpaar de B&B. Dit andere gedeelte van het pand was een afzonderlijk bedrijfsmiddel. Het B&B-deel had een eigen opgang en drie gastenkamers met daarin een tweepersoonsbed, TV, zitje, douchecabine, wastafel en toilet. Op de kamers was een koelkast aanwezig en er was wifi. In het B&B-deel was een gezamenlijke ruimte waar de gasten konden ontbijten. In die ruimte was een kitchenette aanwezig. Het echtpaar bracht in de aangiften IB 2017 de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek van € 7.867 ten laste van de winst. De inspecteur weigerde de aftrek omdat de gastenkamers in het B&B-deel volgens hem als woonhuis of woongedeelte waren aan te merken in de zin van artikel 3.45 Wet IB 2001. Het echtpaar ging met succes in beroep.
